Enkele gedichten
DE RIVIER
De rivier die hier ontspringt,
ze weet niets van de regen van jaren
die van sommige bomen langs de weg
de waarheid heeft blootgelegd,
niets van de vriendschap die ik sloot
in de bergen met de honden die waken
over de leegte die er sneeuwt,
niets van de malsheid van het gras
waar we zaten in de zon en jij sliep
tot ze ten onder ging,
niets van hoe men wat later jou joeg
door het holst van de straten
voorbij mensen met harten
die wel om jou gaven
maar sliepen.
Van dit alles weet ze niets.
Alsof alles wat spoorloos
van water is.
Žagubica, 23 februari 2020
(een van de gedichten die ik schreef bij mijn tocht in de voetsporen van de Hongaarse dichter Miklós Radnóti)
LUCHTOPNAME
empathie is een aandoening
en wolken zijn zichtbare verzamelingen
al dan niet onderkoelde mensen
zonder kan men zich maar moeilijk
in een gammel bootje verplaatsen
zonder is het licht niet zacht genoeg
gelukkig denken de wiegende vaders
mogen de vrouwen en kinderen eerst
en de schaduwen altijd nog dieper
(uit Zonder is het licht niet zacht genoeg, Uitgeverij p, 2017)
SISYPHUS
de wolkenmassa jagend noemen
en uitwaaierend denken aan blauwzwarte mestkevers
die zich als mensen en zeehonden op de sterren verlaten
hoe de mestbol rolt, in een rechte lijn, hoe het verschil
tussen de vrijheid van de wil van mijn winkelwagentje
en die van de sterren om te schijnen berust in de aard
van de beperkingen, de wieltjes koppig noemen
(prijsduif Turing Gedichtenwedstrijd 2013-2014)
HET IS DAT OF STOPPEN MET ZINGEN
de voorbije jaren is het lawaai
in de straat het lawaai van de voorbije jaren
de voorbije jaren zijn de vogels
van de voorbije jaren steeds luider
om gehoord te worden
niet dat ze zijn toegenomen
de vogels, het zijn de jaren
die zijn toegenomen
om gehoord te worden
ik lig in bed en naast je slaap
lees op het ritme van je schouderbladen
je trage ademhalen
ik lepel mijn warmte tegen de jouwe aan: deze aanraking
en het lawaai van eeuwen toekomst
een steeds luider vergeten
van deze aanraking
(uit Het is dat of stoppen met zingen, Uitgeverij P, 2013)
OP EEN MOOIEN DAG
op een mooien dag
en de groote rust en de haast hoorbare
door niets verstoord
dan door de sprinkhanen
een huis is wit en met groene blinden
omgeven door een tuin
aan de uiterste takken nog wat rijpe kersen: langzaam
is de deur opengegaan
en daar komen ze weer
twee jongens en één meisje
hun oogen naar beneden geslagen
alsof ze met hun beenen
en ze kijken geweldig
(uit Erlangen 7, Uitgeverij P, 2005)
OLFACTORISCHE TRANSDUCTIE
in de vorm van de geur
van warme regen landt
vroeger in het ciliair tapijt
van je neusslijmvlies
waar is de tijd? roep ik uit
schouders en herinneringen
worden opgehaald
(uit Myeline, Uitgeverij P, 2003)